Beste genodigden en vrienden,
Sta mij toe, enkele woorden te zeggen. Ik zal het kort houden. Als ik Mieke vroeg, of zij haar tentoonstelling zelf wou inleiden, antwoordde ze: "Neen, deze keer heb ik niets te zeggen". "Waarom niet?", vroeg ik. Haar repliek was verbluffend: "Wat ik te zeggen heb, staat allemaal op mijn doeken." Daarmee was voor haar de kous af. En bleef ik achter met het raadsel, wat deze uitspraak betekent.
De dingen, die ons omgeven, tonen ons doorgaans hun vertrouwde gezicht. Dit is naar ons toegekeerd. We kijken ze erop aan. We nemen het met hen op langs deze, naar ons toegewende kant. We nemen een koffietas bij het oor, heffen het wijnglas bij de steel. De dingen zijn ingeschreven in deze omgangsvormen, die we meestal moeiteloos beheersen. Onze gebaren geven gestalte aan wat we met hen op het oog hebben. Ons kijken naar hen is selectief. Wanneer we naar hen kijken, kijken we meteen ook over hen heen. En zij lenen zich gewillig daartoe, - of we vormen hen zo, dat ze zich naar het beoogde oogmerk schikken. De naar ons toegekeerde zijde van de dingen is door onze ogen gemerktekend en wordt door onze gebaren gekneed.
Het kan evenwel soms gebeuren, dat ze ons een ander aangezicht bieden, dat van ons is afgewend, een "face détournée". Op de overloop van de trap van het oude schooltje in de Haute Provence staat een aarden kruik. Rechts ervan bevindt zich een slanke vensteropening. Als we het huis bewonen, zijn de luiken geopend. Dan valt tijdens de vooravond een blauwig schijnsel door het vensterglas en treft de kruik. De okerbruine gezwollen buik ervan licht op. Het silhouet van het venster tekent zich op de gele muur af, die zich discreet aan de rugzijde van de kruik ophoudt. De vloertegels kruipen naar deze lichtvlek toe en laten de donkerrode kleur vrij, die in hen is ingebakken. Al deze anodiene gebeurtenissen vormen een kortstondig tafereel. Het ontvouwt zich ook, wanneer we ons nog in de tuin ophouden, en het geenszins waarnemen. En het geschiedt geruisloos. Op het middaguur is het bloedheet en kiezen we het wandelpad langs de bomen, die men zo treffend "les trembles" noemt. Hun loverblad is langs de onderzijde als het ware verzilverd. Wanneer een lichte bries hen vluchtig beroert, ontstaat er een trilling, die zich in de lucht verspreidt. Een regen van schitteringen dwarrelt naar beneden, terwijl het omgevende landschap onbewogen blijft. Onze voetstappen op het pad worden onzeker. We waden doorheen een golf van vlinderachtige schaduwen. Als een kristallen glas valt aan de voet van "les trembles" een werelddeel aan scherven. Het is bescheiden in omvang. En ook, wanneer we aan de veldweg de voorkeur geven, vangen in de verte de bomen de bries op en regent er een stukje wereld uit.
Kort voor de tentoonstelling werd opgesteld, haakte Mieke èèn na èèn de doeken van de muren af, waaraan ze hingen. Telkens sloot zich een venster, en groeide ons huis meer en meer dicht. Het werd uitzichtloos. We hebben de van ons afgewende zijde van de dingen nodig. De taferelen, waarin deze zijde zich vertoont, kijken niet over hen heen. Zij kijken in hen binnen. Wat ze daarin gebaren, heeft te maken met wat ze zijn. Ook wanneer zij achteloos aan onze aanwezigheid voorbijgaan en woordeloos geschieden.
Er valt niets te zeggen. Het staat er allemaal op. Op de doeken, die ons hier vandaag omgeven. We kunnen er niet omheen, we komen er niet van weg. Zij leiden ons nergens heen, waar we zelf zouden kunnen zijn. Zij drukken ons met de neus op de plaats, waar de dingen gelden. Kan men beweren, dat ze op die plaats gelukkig zijn? Verheugt een kruik zich erop, door het licht geliefkoosd te worden? Zijn de trembles gevleid wanneer een bries hen streelt? Dit is een zaak voor dichters. Het lijkt me voorzichtiger om te stellen, dat ze op zulke plaats allicht "lukken", en we enkel kunnen bevroeden, wat dit moge betekenen.
Het raadsel blijft dus. Laat me daarom besluiten met een zin van de auteur van de Dinggedichte, Rilke, die in dit raadsel binnenleidt. "Alles was froh ist, ist ganz". "Al datgene wat vreugdevol is, is heel".
***
Prof. dr. Guy Van Kerckhoven
Ik zie mijn schilderkunst als een spel, soms vrolijk, soms hardnekkig, een spel waarvan de elementen eenvoudige vormen zijn, soms ook vormen uit de natuur, warme kleuren en de kracht van het licht.
Al mijn schilderijen zijn gemaakt met olieverf, op doek of papier.
M.Fannes